Meer organische stof, minder bemesten en het voorkomen van erosie en afspoeling. Door groenbemesters goed in te werken kan een optimale uitgangspositie worden gecreëerd voor de groei van het vervolggewas. Maar wel met de juiste strategie en door maatwerk te leveren. “Pak de voordelen en zaai een groenbemester of vanggewas niet alleen in omdat het verplicht is.”
Wat is het ideale moment om groenbemesters in te werken?
Het was de centrale vraag bij de Groenbemesterdag, begin maart op het proefboerderij van Wageningen Universiteit in Vredepeel. Het antwoord op de vraag is afhankelijk van het doel waarvoor de groenbemester uiteindelijk wordt ingezaaid. Ook de keuze van soort groenbemester en welke bewerking je daar voor gebruikt, hangt daar nauw mee samen. “Verbetering van organische stof, stikstofbinding, mineralen voor het volggewas, bodemstructuur, voederwinning, nematodenbestrijding, erosie. Elk doel vraagt om een specifieke aanpak”, vertelt onderzoekster Brigitte Kroonen, “Ook de beschikbare mechanisatie is van belang.
Voor alle doelen geldt in ieder geval dat je het gewas zolang mogelijk laat staan. Laat bewerken heeft namelijk voordelen op het gebied van stikstof, uitspoeling en onkruid. Aan de andere kant geldt dat als je vroeg bewerkt de vertering eerder op gang komt, het risico op zaadvorming en hergroei kleiner is, opwarming en opdroging van de grond sneller verloopt en aaltjesvermeerdering wordt stopgezet. Allemaal afwegingen, naast de wettelijke voorgeschreven data.”
Betere wortelontwikkeling en structuurverbetering
De proefboerderij heeft onderzoek gedaan naar verschillende systemen, zoals gelijkzaai, onderzaai en nazaai. Met name gelijkzaai met rietzwenk blijkt bijzonder effectief. “Zo registreerden we zevenhonderd kilogram effectief organisch stof. Aantallen die een fors ontwikkelde rammenas benaderen. De wortelontwikkeling en structuurverbetering is erg positief”, legt onderzoeker Peter Ickenroth uit. Hij stelt wel dat rietzwenk aandacht behoeft. “Bewerking kan bij zware ontwikkeling van het gewas een probleem zijn, omdat het vijf procent opbrengstderving ten opzichte van geen vanggewas kan schelen. Ecter, de stikstofopname bij goed gezaaid rietzwenk is met zestig kilogram nà de maisoogst veel te noemen. Die gaan we nu inwerken voor onze hoofdteelt. Daar kun je de helft van rekenen, als je het gewas goed in- en bewerkt. Stikstof die je dus niet hoeft aan te voeren.”
Voordelen vroeg inwerktijdstip
Willem van Geel komt tot dezelfde conclusie als zijn collega Ickenroth. Hij vult aan dat de meeste teelten profijt hebben van een vroeg inwerktijdstip, in februari of maart. “Dan komt de meeste stikstof vrij voor het gewas. Laat ingewerkte groenbemesters leveren misschien meer stikstof, maar die komt vrij op het moment dat je gewas het niet opneemt. Voor late teelten, zoals als prei, is dat juist wel weer geschikt.” Van Geel stelt wel dat de randvoorwaarden goed moeten zijn. “De grond moet droog genoeg zijn om de groenbemester goed in te werken. Doe dit zo ondiep mogelijk, maar zorg er wel voor dat het goed met de grond wordt vermengd. De teelt bepaalt in grote mate het inwerktijdstip, maar uiteindelijk bepalen de bodemomstandigheden het succes.”
Welke machine gebruik ik?
Voor het bewerken van groenbemesters zijn verschillende mogelijkheden. Maaien, klepelen, rollen, kneuzen en zelfs chemisch. Er is een scala aan werktuigen, die voor bewerkingen kan worden toegepast. “Schijveneggen, cultivators, frezen, spitten, ploegen, nkg, mulchen of direct zaaien. Je moet je dus want te voren wel afvragen wat je uiteindelijk wilt gaan doen. Niet als de groenbemester al staat. Bewerken is maatwerk. Geef de groenbemesters alle aandacht, die ze verdienen”, leidt Brigitte Kroonen de demonstratie van verschillende machines in. Vanwege de natte omstandigheden kon er weinig in de praktijk worden getoond. Toch was er een mooie uitstalling van machines, die onder iets droger omstandigheden, de groenbemesters klein krijgen.