Het teeltseizoen nadert over het algemeen zijn einde. En daar zien we dat door het uitgestelde zaaien en poten in het voorjaar, gevolgd door droogte in juni en een zomer vol nattigheid er in de teelt veel uitdagingen waren. Een hoge prijs zorgt hopelijk voor een pleister op de wonden. “Als we gaan zwartkijken, hadden we geen boer moeten worden.”
Voorzitter Teun de Jong van de Nederlandse Akkerbouw Vakbond (NAV) ziet over het algemeen dat de nattigheid van het voorjaar, gevolgd door de droogte in juni, sporen heeft nagelaten in alle teelten over alle gebieden. “De granen geven over het algemeen een redelijke opkomst. In zomertarwe is wel sprake van tweewassigheid, waardoor de opbrengst matig was. Wintertarwe was redelijk goed, alhoewel er ook problemen zijn met schot.”
Laat poten
Het late poten van aardappelen heeft met name op de kleigronden behoorlijke impact gehad. “Dat vertaalt zich in een hele matige tot slechte knolzetting. Het is afhankelijk van het teeltdoel hoe erg dat is. Voor tafelaardappelen en pootgoed geldt over het algemeen dat ze wel knollen er onder moeten hebben.” De Jong geeft wel aan dat dit zelfs op lokaal niveau per ras kan verschillen. “Maar over het algemeen zie je nu veel hogere prijzen voor tafelaardappelen, wat al aangeeft dat er minder aanbod is. Voor pootgoed is er nog geen notering, maar hier zullen we hetzelfde zien. Een hogere prijs is ook nodig, want we moeten wel omzet halen.”
Qua virusdruk in pootgoed ziet De Jong, zelf pootgoedteler in Friesland, dat we een uitzonderlijk seizoen hebben. “We hebben veel last van virusbesmetting. Sterker nog, ondanks maatregelen die we als akkerbouwers hebben getrokken, heb ik in de veertig jaar dat ik pootgoed teel, nog nooit zoveel primaire aantasting gezien. Wat dit doet met de opbrengst? Dat weten we pas als de ‘witte jassen’ zijn langs geweest.”
Uien
De uien hebben zich volgens de NAV-voorzitter redelijk herstelt van de omstandigheden in het voorseizoen. “Die staan er over het algemeen goed voor, maar ook hier zien we lagere opbrengsten. De notering is misschien wel niet zo hoog als vorig jaar, maar als we kijken naar het meerjarig gemiddelde, dan zitten we daar fors boven. Dit maakt de opbrengstverliezen enigszins goed.”
De Jong merkt wel op dat er over het algemeen wel grote verschillen zijn als het gaat om de grondsoort waar op wordt geteeld. “Zo kende zand een betere start dan klei, alhoewel daar ook de gevolgen van de vele regenval en droogte nadien worden gevoeld. En zelfs op de zandgrond zie je onderling en per regio grote verschillen, want als je kon beregenen kwam je er veel beter vanaf, dan als je beperkingen had omdat je bijvoorbeeld in een bruinrot-gebied zat.
Over het algemeen is de stemming onder telers over dit seizoen positief, merkt De Jong. “En als je zwartkijker bent, moet je ook geen boer worden. Op de lange termijn zien de akkerbouwers wel donkere wolken boven de sector hangen.
Al zorgt het gedoe over de gewasbescherming en de Nederlandse invulling van het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (glb) wel voor onzekerheid. Uiteindelijk zorgt de enorme bureaucratie en zaken als kalenderlandbouw voor een droevige stemming.
Verrast door Phytophthora
Crop advisor Sander Uwland van Bayer Crop Science constateert dat er dit seizoen over het algemeen redelijk veel gewasbescherming is uitgevoerd. De weersomstandigheden hebben daar zeker mee te maken. “Het grootste probleem zat in phytophthora. We waren toch wel enigszins verrast door de druk, die voornamelijk door de regenperiode gestimuleerd werd”, verklaart hij. De phytophthoradruk zorgde er voor, dat veel telers intensief hebben gespoten. “Maar nu (23 augustus, red.) zie je aan het einde van de week weer regen in de voorspellingen staan en dan zullen de haarden ook weer ontstaan.”
Uwland stelt dat de verrassing van de hoge druk ook zit in de zorgen over een mogelijke nieuwe stam. “Ook omdat er een ander beeld is qua snelheid, begin je te twijfelen. Daarnaast is er vrij veel knolphytophthora. Dat komt misschien ook omdat de knolbescherming later is, maar toch is het wel opvallend.” In het geval van phytophthora geeft Bayer het algemene advies om 1,6 liter Infinito, 0,2 kilo. Curzate Partner en een liter Robbester per hectare toe te passen.
Waar phytophtora een probleem werd, ging onkruidbestrijding wat eenvoudiger. Alhoewel dit ook per regio kan verschillen. “Daarnaast was er eigenlijk geen schimmeldruk en iets meer insecten. Allemaal beïnvloedt door het weer. In uien zien we niet dat gewasbescherming nodig was in de mater zoals bij aardappelen. Dat komt misschien ook juist door het late zaaien.”
Bemesting is klaar
Qua bemesten is het groeiseizoen in akkerbouw wel klaar, constateert marketing agronomist Theo Courtz van Yara Benelux. “Voor de superlate aardappelen kan er misschien nog YaraVita Solatrel worden ingezet (een bladmeststof magnesium, mangaan en zink, red.) en in consumptie de NK16+0+30, maar eigenlijk is het seizoen al klaar, af. Het is overal wachten op de oogst.”
In voorbereiding op het zaaien van wintertarwe kan Courtz wel een advies geven: namelijk de inzet van YaraVita Garmitrel (voorziet in alle essentiële sporenelementen voor het graan) en YaraBela Sulfan (een stikstofmeststof met ammoniumnitraat met zwavel). Hij wijst op het bemestingsadvies waarin voor de herfst één liter per hectare Garmitrel staat ingetekend.
Voor groeistadium 21-23 Sulfan in een dosering van 580 gram per hectare, dan in groeistadium 25-30 twee liter Gramitrel per hectare, bij begin stekking weer 250 tot 375 kilogram Sulfan per hectare en in groeistadium 33-37 weer een liter Gramitrel per hectare.
“Een afwisselend advies voor de beste oogstopbrengsten. Met het oog op de iets langere termijn is het wel al goed om dit bemestingsschema klaar te maken.”
Dit is een artikel uit de Akkerbouwkrant. Wil je deze thuis ontvangen? Klik hier.
Tekst en beeld: Martin de Vries