Een gezond gewas, duurzame teelt en goede opbrengst zijn eisen waar de aardappelteelt aan dient te voldoen. Aan verschillende kanten worden handvaten aangeboden, die dit mogelijk maken. Zo ook op de Aardappeldemodag, waar telers middel van kennissessies op de hoogte werden gebracht van mogelijkheden in het veld.
Het afgelopen jaar woekerde phytophthora op veel aardappelpercelen rond. Na het ‘rampjaar’ in 2023 bleven er veel besmette knollen achter in de grond. Het voorjaar van 2024 begon nat en de zomer eindigde droog.
Op deze manier kregen de sporen al vroeg in het jaar de kans om zich exponentieel te vermenigvuldigen. Infecties verlopen snel, vlekken groeien met de dag, de ziekteverwekker heeft een korte cyclus en vertoont resistentie tegen meerdere middelen. De tijd van vaste blokkenschema’s voor het spuiten is verleden tijd. Daarom is er behoefte aan nieuwe methodieken in de aardappelteelt.
Phytophthora aanpak
De aanpak van phytophthora begint met het bekende rijtje: ruim afvalhopen op, voorkom opslag en houd de groeisnelheid in de gaten, volgens Steven Dorrestijn van Syngenta. “Onder gunstige omstandigheden kunnen aardappelen enkele centimeters per dag groeien, waarbij de nieuw gegroeide delen nog geen bescherming heeft. Veel loofgroei is dan gunstig voor phytophthora.”
Uit 32 phytophthora-proeven van Syngenta in 2023 is gebleken dat het alterneren van het spuitschema het allerbelangrijkste is voor een gerichte aanpak. Met solo-bespuitingen was twintig tot negentig procent van de populatie besmet met phytophthora. Dankzij mixen daalde dit naar tien procent. Het wisselen van verschillende middelen bracht de besmetting terug naar enkele percentages.
“Hier kun je grote stappen mee zetten. Kies na iedere bespuiting voor een andere werkzame stof, zodat de middelen doelgericht blijven werken. Maak je spuitschema in de winter in samenwerking met je teeltadviseur. In het nieuwe teeltseizoen heb je dan al een overwogen plan klaar liggen.”
Volgens Dorrestijn zijn alle toegestane middelen nodig om phytopthora onder de knie te kunnen houden. “Ieder middel heeft sterke en zwakke punten, maar je weet van tevoren ook niet welke variant er in de lucht zit. Combineren en wisselen, dat is de basis voor een doelgerichte aanpak.”
Volledige plaatje
Integrated Crop Management (ICM) is een andere tool om te zorgen voor een robuustere aardappelteelt. Dit systeem om ziekten en plagen te onderdrukken is ontwikkeld door de WUR (Wageningen University & Research). Het bestaat uit vijf verschillende pijlers: bouwplan, rassenkeuze en teeltwijze, bodem, water, en voedingstoffen, beheersing en het monitoren van je werk. Al deze vlakken zijn belangrijk voor een goede werking.
“Als je de rest van je bedrijf niet op orde hebt, ga je met gewasbescherming de infectiedruk ook niet de kop in kunnen drukken”, aldus Leendert Molendijk, onderzoeker aan de WUR. “Door deze aspecten in de winter al voor te bereiden, heb je in de zomer meer rust in je hoofd.”
Bij ICM wordt ook nadrukkelijk gefocust op de synergie tussen verschillende gewassen. Hierbij kunnen aardappelen met bepaalde resistenties bijdragen aan een gezond volgend gewas, zoals bieten, terwijl dit in de praktijk vaak andersom gaat. “Kijk bijvoorbeeld naar ritnaalden. We vormen het bouwplan vaak om de aardappelen heen, terwijl resistenties in aardappelen ook wat terug kunnen doen voor andere gewassen.”
Voordelen van ICM in aardappelteelt
ICM heeft duidelijk positieve gevolgen voor de aardappelteelt. Het zorgt voor gemiddeld vijftig procent minder gebruik van pesticiden, wat schommelt tussen de twintig en zestig procent.
Daarnaast blijft de gewasopbrengst bij granen en mais gelijk. Bij andere gewassen vraagt het verminderen van middelen voor meer mechanische onkruidbestrijding en handwerk. Hierdoor ligt de financiële opbrengst bij ICM op dit moment lager dan bij reguliere teelttechnieken.
Ook is het een kennisintensieve manier van werken waarbij een beslissingen weloverwogen dienen te worden gemaakt. Dit maakt ICM een interessante teeltmethode, maar om een volledige omschakeling naar de praktijk te kunnen maken, dient er nog wel wat te worden geschaafd volgens de WUR.
Duurzame bemesting
Tijdens de aardappelteelt kan er worden gekozen voor duurzamere bemestingsstoffen, zoals NPK-bemesting, dat de focus legt op stikstof, fosfaat en kalium. Frank Duijzer, salesmanager bij ICL, fabrikant van mineralen voor onder andere de landbouwindustrie, vertelt meer over de mogelijkheden op dit vlak.
“Bij stikstof kijken we vaak naar verliezen. Om dit te beperken is er veel mogelijk. Denk aan nitrificatie-remmers, urease-remmers, bladvoeding en fertigatie. Al deze systemen hebben hun voor- en nadelen.”
ICL kiest voor gecontroleerd vrijkomende meststoffen (CRF). Dit zijn meststoffen met een coating, waardoor meststoffen geleidelijk aan en langzaam worden afgegeven. De snelheid van de afgifte is afhankelijk van de temperatuur en de dikte van de coating bepaalt de werkingsduur. Dit kan variëren van één tot zes maanden.
“Andere producten zijn afhankelijk van het bodemleven voor de afgifte van meststoffen. Dit heeft invloed op de emissie van ammoniak of uitspoeling. Bij CRF geldt dat niet.”
Daarnaast zorgt een geleidelijke afgifte ervoor dat er geen overmaat aan meststoffen wordt afgegeven, terwijl het product wel in één keer kan worden toegediend. Uit onderzoek is gebleken dat deze manier van werken gemiddeld over alle grondsoorten een opbrengstverhoging van 4,5 procent geeft. Op zandgronden ligt dit op 8,1 procent.
Fosfaat recyclen
De fosfaat in de NPK-bemesting recyclet ICL. Al het fosfaat dat zij gebruiken winnen ze zelf in mijnen. In hun fabriek worden hier meststoffen van gemaakt. Deze stoffen gaan naar de telers, worden op het land gebruikt, nadat consumenten de voeding hebben genuttigd komt de fosfaat in het riool terecht. Normaal gesproken wordt dit als slip vernietigd.
ICL kiest ervoor om dit product met een verhittingsstap te bewerken, waardoor het fosfaat opnieuw kan worden ingezet als meststof. Op deze manier sluit de kringloop. Stoffen zoals medicijnresten en andere organische resten worden afgebroken tijdens dit proces. Het gehalte aan zware metalen blijft onder de EU-limieten.
Voor het kalium maakt dit gebruik van polysulfaat uit het noordoosten van Engeland. Dit ruwe mineraal dient geen chemische bewerkingsstap te ondergaan. Dit verlaagt de carbon footprint van dit product met 91 procent. Daarnaast is het laag in chloor en hoog in calcium, wat positieve gevolgen heeft voor je bodem. Op deze manier zorgt NPK-bemesting voor een efficiënter gebruik van stikstof, gerecycled fosfaat en kalium met een lage carbon footprint.
Tekst: Kim Sjoers