Met welke gewasbeschermingsstrategie en innovaties kan de uienteler de opbrengst in de toekomst waarborgen en tegelijk de milieu-impact verminderen? Het is de centrale vraag tijdens een speciale bijeenkomst georganiseerd door Agrifirm, in samenwerking met Cebeco Agri en Uireka. “Er moet echt wat veranderen om de uitdagingen de baas te zijn”, is de boodschap die uientelers mee krijgen. Eén van de opvallende zaken betrof een presentatie rond het fusariumonderzoek, dat de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden. “De voorvrucht heeft een behoorlijke impact hebben op de besmettingsgraad.”
“Met inundatie kun je ook een zware besmetting opruimen en kun je op een perceel zonder problemen uien telen.” Het is de uitsmijter in het betoog van akkerbouwspecialist Erik Nagelhoud van Agrifirm. Het onderwater zetten van een perceel zorgt er namelijk voor dat honderd procent van de fusariumsporen wordt opgeruimd. En dat is nodig omdat de parasiterende schimmel zich in de bodem razendsnel ontwikkelt. De zogenoemde conidiosporen kunnen zich in extreme gevallen in een teeltseizoen tot wel vijftig keer vermeerderen. Daarom is er voor de beheersing van fusarium gekeken naar een geïntegreerde aanpak.
Bakkenproef werkgroep Fusarium
Met een speciale bakkenproef hoopt de werkgroep Fusarium iets te zeggen over schadedrempels, welke waardplanten de schimmel vermeerderen of juist onderdrukken en ook wat de effecten zijn van bepaalde middelen of behandelingen. Voor wat betreft de schadedrempels is aangetoond dat meer sporen in de bodem ook significant meer aantastingen geven in uien. “Met de bakkenproef willen we laten zijn welke sporen al aanwezig zijn, oftewel wat zijn de waardplanten. We analyseren de bodem en kijken naar de besmettinsgraad.”
Al eerder is aangetoond dat Japanse haver de schimmel in de bovenste laag van de bodem flink vermeerdert. Maar ook bij andere hoofdgewassen zijn of in de bovengrondse massa of dieper in de bodem sporen teruggevonden. “Zo vonden we bijvoorbeeld bij mais in de bovengrond helemaal geen sporen terug, maar gingen we dieper de ondergrond in, dan is er juist sprake van een enorme vermeerdering. Terwijl Japanse haver dieper in de grond bijna helemaal geen sporen geeft.”
Wat is een geschikte voorvrucht?
Volgens Nagelhoud moet de bakkenproef inzicht geven in welke voorvrucht wel en welke niet geschikt is, als je daar later uien op wilt telen. Want de problemen met fusarium zijn groot en lijken ook steeds groter te worden. Met alle uitdagingen op het gebied van klimaat en het schraler wordend middelenpakket is de vraag of de uitdaging nog wel beheersbaar is.
Een ander aspect wat door de werkgroep is bekeken, is het verantwoord afvoeren van de restproducten. Daarbij lijkt vooralsnog compostering het meest effectief. “Vergisting gaf aanvankelijk een positief beeld. Na tien tot twaalf dagen waren de sporen weg. Als de restproducten gemiddeld dertig dagen in de vergister zitten is dat perfect. Nadeel is echter dat monovergisting een constant proces is, waaraan op alle momenten er besmettelijk materiaal is toegevoegd. Het doden van de pathogenen werkt dan niet optimaal. Compostering is een ander proces waarbij we zien dat na tien dagen alle pathogenen dood zijn. Honderd procent.”
Nagelhoud: “Voetnoot bij de uitkomsten van de volledige bakkenproef is wel dat dit één proef betreft van een jaar.” Afhankelijk van het te besteden budget wordt er nader focus gelegd. “Naast deze relatief dure bakkenproef starten we ook een praktijkonderzoek op waarbij we drie jaar lang veertig percelen volgen. Hiermee hopen we veel data te vergaren om een serieuze uitspraak te kunnen doen over de waardplanten en de schadedrempels.”
Meeldauw
Een ander onderzoek waar de bezoekers van Agrifirm Ui-2023 bij stilstonden betrof meeldauw, waarbij een gangbaar spuitregime is vergeleken met de inzet van low impact middelen (lim). Kenniscoördinator Harry Roerink moest bij zijn presenatie erkennen dat de problematiek met meeldauw dit seizoen niet groot is. Toch adviseert hij telers om vooral waakzaam te zijn en preventief te werken. Beslissingsondersteunende Systemen (bos) helpen in de signalering. “Maar wacht je tot het moment dat je symptomen in het gewas constateert, dan ben je al te laat. Als een infectie eenmaal in het gewas zit, dan krijg je die er ook niet uit.”
Meeldauw is een schimmelziekte die op komt als de verschillen tussen dag en nacht groot zijn en de kans op dauw toeneemt. “Van regen houdt die niet, dat is ook de reden dat we dit jaar weinig problemen hebben”, aldus Roerink. Het onderzoek in meeldauw wordt gedaan met twee proeven waarbij scherp gekeken is naar een verminderde inzet van veel gebruikte producten, als Zorvec waar de toelating in de toekomst wel eens een probleem kan worden. “Door te kijken naar een gerichte inzet van groene middelen en biostimulanten hopen we het aantal bespuitingen te verminderen en daarmee de problematiek rond meeldauw beheersbaar te houden.” Het tweede onderzoek richt zich op gerichte inzet van basismiddelen (Equibasic, Carbobasic en Quitobasic). “Daarbij kijken we in hoeverre deze basismiddelen een verlaging van de dosering van chemische middelen kunnen opvangen.”
Grote opgaven
De onderzoeken worden uitgevoerd in het licht van de grotere uitdagingen binnen de uienteelt. Agronomist Paul Goorden van Cebeco weet dat er op het gebied van gewasbescherming enorm veel is gebeurd, maar dat er ook nog heel veel staat te gebeuren. “De herregistratie van gewasbeschermingsmiddelen in 2018 heeft voor een enorme verschraling gezorgd. Van de 147 stoffen zijn er inmiddels 86 weg en 29 komen er niet door de regels. Dit zijn de middelen met beperkingen. Eigenlijk zijn het vooral de producten met een biologische herkomst en basisstoffen die overblijven, maar dat zijn geen gewasbeschermingsmiddelen”, accentueert hij.
Goorden voorspelt dat vooral met insecticiden de grootste klappen moeten worden opgevangen. Daar vervallen Batavia en Movento en ligt er een beperking op verschillende andere middelen bij herregistratie. Ook met de herbiciden is het lastig. Voor de onkruidbestrijding vervalt Dual Gold en is het afwachten wat er gaat gebeuren met Glyfosaat, Stomp, Challenge en Basagran. “Die moeten allemaal nog door het proces van herregistratie en het kan best zijn dat we straks heel wat gaan missen.” Ondanks dat Vydate niet meer mag worden toegepast, lijkt de uienteler met Nemguard op het gebied van nematiciden (met insecticidewerking) wel een alternatief te hebben. “Maar die heeft wel water nodig en bevordert minder de groei.” Met de fungiciden zit het probleem vooral in het aantal toepassingen, alhoewel er rond een zaadcoating als Maxim wel vraagtekens zijn. “Het is belangrijk dat we hier goed resistentiemanagement toepassen.”
Sterke gewassen en teelttechniek
Goorden ziet dat er veel gewerkt wordt aan oplossingen in het licht van geïntegreerde landbouw. Inzet van biostimulanten, laag risicomiddelen, basisstoffen en micro-organismen moeten de klappen voor een deel opvangen. Daarnaast moet de teler het zoeken in mechanische onkruidbestrijding en plaatsspecifiek werken. “En misschien moeten we in deze situatie toch ook na gaan denken over genetische modificatie”, vindt Goorden. “Uiteindelijk worden sterke gewassen en teelttechnieken leidend. Ik kan het niet voldoende benadrukken maar een teler moet echt gaan kijken naar zijn bouwplan en zich afvragen ‘Past uien wel op een bepaald perceel?’.
De Cebeco- agronomist adviseert om ook vooral aan de voorkant meer te doen, bijvoorbeeld als het gaat om insectenbestrijding. “Zorg er voor dat er geen organisch materiaal meer voor de teelt aanwezig is. Weet wat de risicovolle waardplanten voor trips zijn. Zet aaltjes in op vliegen. Dit vergt wel veel van de teler maar het werkt wel. Zorg er voor dat je de uienvlieg weglokt. Met uienolie zorgen we er bijvoorbeeld al voor dat we de druk in de regio verlagen. Zet in op monitoring, zodat je weet wat de druk op het perceel is en je op het juiste moment het juiste middel kunt toepassen. Maak ook gebruik van bijvoorbeeld de Tripscoach of misschien in de toekomst wel kunstmatige intelligentie, want we hebben alles nodig om op het juiste momenten de insecten aan te pakken.”
De boodschap van Goorden sluit aan bij het bredere perspectief dat Uireka- projectleider Chris de Visser van WageningenUniversiteit schetst. Onder invloed van klimaatverandering neemt de druk van insecten en schimmels toe. Daarnaast zorgen hogere temperaturen en meer neerslag voor uitdagingen als het gaat om de optimale groei van uien. “Ik ben niet negatief gestemd, maar er moet echt wat veranderen om de uitdagingen de baas te zijn. Denk bijvoorbeeld aan andere rassen met een resistenties tegen fusarium en pinkroot en met meer en diepere wortels. Kijk ook naar irrigatie, ondergrondse wateropslag, druppelirrigatie en waterkannonen. Zet in op rijpadenmechanisatie of robots. Zorg voor een bolliggend perceel door te kilveren. Eén ding staat wat mij betreft als een paal boven water: Bodemstructuur moet topprioriteit krijgen. We moeten er voor zorgen dat vocht snel naar de ondergrond gaat, in plaats van naar de sloot.”
Dit is een artikel uit de Akkerbouwkrant. Wil je deze thuis ontvangen? Klik hier.
Tekst en beeld: Martin de Vries