De belangstelling voor de inzet van groenbemesters en rustgewassen groeit. Sterker nog, volgens Martijn van Overveld, Productmanager Akkerbouw bij Limagrain, hebben we inmiddels het niveau bereikt waarbij deze groene maatregelen een onmisbare plek innemen in het bouwplan. Waar moet een akkerbouwer op letten? “Veel hangt samen met een stuk belangstelling en bewustwording.”
De beslissingen die een teler maakt in de keuze voor een groenbemester of wintergewas moeten volgens Van Overveld vooral in een groter perspectief worden bekeken. Welke nateelt heb je voor ogen? Waar moet ik dan rekening mee houden als het gaat om aaltjesbeheersing? Doe ik aan uitruil met veehouders en waar doe ik goed aan als ik kijk naar een stukje ruwvoerwinning? “Het zijn de vragen waar je rekening mee moet houden. Op basis van de antwoorden moet je keuzes maken.”
Doordachte keuzes maken
Als het gaat om aaltjes is het cruciaal om doordachte keuzes te maken, ook gezien de ontwikkelingen die er zijn. “We zien dat de najaren steeds warmer worden. De winter begint vervolgens later en eindigt eerder. Chitwoodi-aaltjes vermeerderen zich al met vijf graden en doen dit explosief als het tussen de vijftien en twintig graden is, maar de sterfte-factor is dan ook het grootste, als ze niets te eten hebben. Met de extreem warme najaren gebeurt er iets geks, want dan is duidelijk te zien dat de aaltjes zich vrij lang handhaven. Met een verkeerde groenbemesterkeuze qua waardplantstatus wordt de populatie in de ijskast gezet, als de temperaturen naar beneden gaan. Als je dan vervolgens daar aardappelen hebt staan, heb je wel een probleem.”
Rogge is volgens Van Overveld zo’n waardplant. “Als je in plaats daarvan een bladrammenas, zoals multiresistente Doublet, teelt dan gaat het aaltje wel op zoek naar eten, maar dat kunnen ze niet bij de bladrammenas vinden. Door de hoge temperatuur sterven ze massaal, omdat ze geen eten hebt. Zo sluit je uit dat je problemen krijgt met de volgteelt.” Rogge is vaak een goedkope oplossing, maar op de lange termijn is het de vraag of dit wel de juiste keuze is. “Immers, met chitwoodi krijg je een stempel van de NVWA. Dan moet je je afvragen of het dan niet verstandiger is om een bladrammenas te kiezen. Je moet deze risico’s kennen en erop sturen. De gewaskeuze is essentieel.”
Mengsels
Door slimme mengsels toe te passen, zijn er ook mogelijkheden om risico’s in te perken. Zo heeft Limagrain met Nemaredux een biodivers mengsel dat kan worden ingezet bij aaltjesbestrijding. Daarin wordt Doublet aangevuld met twintig procent rijk bloeiende, aaltjesneutrale facelia (“bijen zijn er gek op”) en tien procent chitwoodi-resistente Trio-zwaardherik. “Hierdoor is het een veilige samenstelling voor de bestrijding van bietencysteaaltjes en maiswortelknobbelaaltjes. Als je een enkel- of meervoudige groenbemester inzet tegen aaltjes, verzeker jezelf er dan van dat het om componenten gaat die op basis van onderzoek niet-waardplanten zijn, want anders doe je jezelf de das om. Kies dus niet te complexe mengsels.”
Biodiversiteit
Uit het oogpunt van biodiversiteit is een mengsel altijd interessant. Neem Orgamax, een mengsel met zonnebloemen dat goed past als organische stofaanvoer het primaire doel van je groenbemesting is. “Je waant je in Frankrijk met het fraaie en fleurige beeld.” Als niet-kerende grondbewerking wordt toegepast, moeten componenten worden gekozen die gemakkelijk uitwinteren. “Dan past Greencover NKG-mengsel met zonnebloemen, facelia, gele mosterd en vlas. Uiteindelijk wil je zo weinig mogelijk werkgangen bij het verkleinen en inwerken, want die zorgen voor structuurschade. Als je bieten of uien op niet-geploegde kleigrond gaat telen, mag een niet goed verteerde groenbemester de inzaai niet in de weg staan. Wanneer de bodem nog niet goed droog en pas later bewerkbaar is kunnen belangrijke groeidagen verloren gaan.”
Als stikstofnalevering voor de volgteelt het doel is, is een mengsel als Nitrafix geschikt. Daarin zitten selectief gekozen vlinderbloemigen, die stikstof uit de lucht vastleggen. Anderzijds zitten er componenten in als bladkool en bladraap die juist kampioen zijn in het afvangen van stikstof in de bodem, waarmee uitspoeling wordt voorkomen. “Ga je met het mengsel de winter door, dan voldoe je ook meteen aan de ecoregeling voor groenbedekking.”
Groeiende belangstelling
In de ogen van Van Overveld zijn groenbemesters omwille van bodemgezondheid en bodemvruchtbaarheid niet meer weg te denken binnen akkerbouwbedrijven. Ook omdat de druk op het gewasbeschermingsmiddelen-pakket steeds verder toeneemt. Groenbemesters kunnen een deel van het antwoord zijn. “Tagetes is zo’n klassiek voorbeeld”, vindt Van Overveld. “Sinds Vydate niet meer is toegelaten, zien we toenemende belangstelling voor Tagetes in combinatie met vroegafrijpende wintergerst. Het effect van zo’n nateelt met Tagetes kan jaren doorwerken. “Ik heb van telers gehoord dat ze daarna vijf ton aardappelen extra hebben geoogst.”
Plusje
Zoomen we verder in op het gemeenschappelijk landbouwbeleid (glb) dan lopen er verschillende regelingen door elkaar. Allereerst kennen we vanuit de mestwetgeving de vanggewasverplichting op zand- en lössgronden. “Als je die percelen groen de winter door tilt, kun je hiermee van een nood een deugd maken.” Groenbedekkingsactiviteiten kun je namelijk aanmelden voor de ecoregeling en dat levert extra punten/vergoedingen op binnen het glb.
Groene braak is een andere regeling binnen het glb waar telers op kunnen inzetten. “Greencover NKG is in dit kader een relatief goedkoop mengsel waar je wat mee kunt. Je krijgt een opgewaardeerd perceel terug, want door de doorworteling en organische stofverrijking zijn lucht- en waterhuishouding verbeterd. Langjarig gebruik van groenbemesters leidt tot een groter waterconserverend vermogen van de bodem en dat geeft je in hete en droge periodes een belangrijke voorsprong.” Goed nieuws tenslotte is ook dat je met groenbemesters invulling kan geven aan de vier procent niet-productief (GLMC 8) verplichting, waardoor telers geen areaal voor productie verliezen
Rustgewassen
Het bekijken in groter perspectief geldt ook zeker voor de keuze van rustgewassen. De verplichting om eens in de drie jaren een rustgewas te telen biedt op de zandgronden kansen voor wintergerst en winterkoolzaad. Het zijn vroegruimende gewassen, dus ze zijn minder vatbaar voor zomerdroogte, geven spreiding in het bouwplan en goede mogelijkheden voor nateelt. Wintergerst telt als rust[1]én vanggewas en past vanwege zijn ‘low input’ binnen een geïntegreerde gewasbescherming. “De bonus van McCain en de vijf tot tien procent pachtkorting van ASR zijn concrete voorbeelden van plusjes, die voor een teler best interessant kunnen zijn.”
N-gebruiksnorm
De N-gebruiksnorm van wintergerst brengt op zand en löss bovendien speelruimte in het bemestingsplan wanneer aardappelen na 1 oktober geoogst worden. De stikstofkorting heeft op wintergerst namelijk beperkt invloed. Dat maakt het interessant als inzet voor het verplichte vanggewas. Over aardappelen gesproken, kom je ook op het onderwerp ritnaalden die met dat andere rustgewas – winterkoolzaad – goed zijn te beheersen. Ritnaalden zijn de larven van het kniptorretje, dat mei en juni gebruikt om de eitjes te leggen. De ritnaalden hebben doorgaans drie jaren nodig om tot een schadelijk stadium te komen. “Leg je dat op de één op drie rustgewasverplichting, dan kan het makkelijk zijn dat de ontwikkeling van de ritnaalden gelijk loopt met de rotatie als er aardappelen staan. Dat kan leiden tot complete partijafkeuringen. Als de aardappelen voor een voerprijs weg moeten, is dat een flinke kostenpost.”
Deze vraag wordt helemaal actueel als er geen middelen beschikbaar zijn in de bestrijding. “2030 lijkt nog ver weg, maar anderzijds werken veel akkerbouwers met een rotatie van één op zes. Dat betekent dat we er nog maar één volledige rotatie vanaf zitten. Het verdiepen in plaagbeheersing, en specifiek ritnaalden, is nu al aan de orde.” Koolzaad is geen waardplant voor ritnaalden en inzaai van koolzaad voorkomt dat kniptorren eitjes leggen. Dat is een strategie om op voormalige koolzaadpercelen over drie jaar problemen met ritnaalden in aardappelen te voorkomen.
Toegevoegde waarde
Van Overveld ziet in de praktijk dat een kleine groep telers bewust voorsorteert op groene maatregelen als een toegevoegde waarde. De grootste groep is wel bezig met het risicomanagement, maar kiest ervoor om het op zich af te laten komen. “Zolang ze maar voldoen aan de wetgeving.” Het nare met bodemplagen is volgens hem echter dat je twee of drie jaar vooruit moet kijken in het bouwplan. “Dat betekent dat je nu de bron al moet aanpakken. Voldoen aan wetgeving is dus niet genoeg. Wees je ervan bewust dat je nu al moet handelen als je bodemziekten en -plagen in de toekomst wilt voorkomen.”
Limagrain zet vooral in op bewustwording door kennisdeling, demo’s te organiseren en boeren actief op te zoeken. “Want de grootste slag is te maken met verdieping en bewustwording is mijn overtuiging.” Over de risico’s met aaltjes is ondertussen al veel bekend en er wordt in de publiek-private samenwerking Groenbemesters ook nog veel onderzocht. De bouwplan-brede benadering komt ook in de productadvisering terug. De vraag moet zijn: ‘Wat zijn mijn hoog salderende gewassen en hoe kan ik deze door de inzet van de juiste groenbemesters, vang- en rustgewassen maximaal te gelde maken?’ “Als je steeds minder chemie beschikbaar hebt, dan moet je weten hoe en wanneer je bodemziekten en -plagen door rotatie en tussenteelten het best kunt aanpakken.”
Van Overveld erkent dat de keuze voor groenbemesters en rustgewassen een hele puzzel is. “Het vakmanschap van boeren krijgt hierdoor een andere dimensie. Aan de andere kant, als je een manier weet te vinden om er goed mee om te gaan, dan kan Nederland zomaar een koploper worden in de wereld als het gaat om risicomanagement en duurzame teelten. Als er een beloning tegenover staat in de vorm van de regelingen, maar ook bijvoorbeeld het Nationaal Groeifonds en de bonussen of pachtkortingen, dan gaat het ons lukken om in het leggen van de puzzel een stukje meerwaarde te creëren.”
Tekst: Martin de Vries
Beeld: Limagrain