Bij wiedeggen is een goede timing belangrijk. “Hoe eerder je aan de slag gaat, hoe effectiever je bent, zeker voor opkomst is eggen al heel effectief. Herhaal het eggen meerdere keren, zodat het gewas steeds sterker wordt en het verschil met het onkruid toeneemt”, legt Den Herder uit.
Hij geeft toe dat dit in de praktijk niet altijd meevalt. “Zeker in natte jaren, zoals afgelopen seizoen, is het niet altijd eenvoudig om er op het juiste moment bij te zijn.
Tips voor wiedeggen
Hieronder een negental tips om wiedeggen tot een succes te maken:
- Zorg in een vroeg stadium voor een zo sterk mogelijk gewas. Doe dit met een goed zaaibed, geprimed zaad en goede timing.
- Herhaal het wiedeggen regelmatig. In mei en juni moet eigenlijk om de vier à vijf dagen worden geëgd.
- Rijd niet te snel, de tanden moeten niet gaan springen.
- Het meest ideaal is de tanden iets stekend te zetten, daarmee trekt de tand zichzelf als het ware al in de grond.
- In uien kan voor opkomst zeker geëgd worden. Als de planten na opkomst in het beugel- en vlagstadium zitten, moet je niet eggen om beschadiging te voorkomen.
- Combineer eggen niet met schoffelen in één werkgang. Eggen vraagt een lage rijsnelheid. Bij schoffelen kun je wat sneller rijden.
- Belangrijk is om altijd in dezelfde richting te rijden. Doe je dit niet, dan heb je kans dat je het onkruid weer in het licht trekt.
- Bij wiedeggen in bredere planten is het belangrijk om rustig te rijden. De planten moeten rustig mee kunnen bewegen. Zet de tanden iets stekend en rijd bij voorkeur ’s middags. Dan zijn de planten slapper en minder gevoelig.
- Krijg je door het eggen schade aan blad of stengels? Stop dan.
Capaciteit haal je uit de breedte
Lees ook het bijbehorende artikel: “Capaciteit haal je uit de breedte, niet uit de snelheid”.
Tekst: Gerben Hofman
Beeld: ZOCON