Delphy heeft afgelopen zes jaar onderzoek gedaan naar de effecten van dripirrigatie in het pootgoed. Op het akkerbouwbedrijf van teeltadviseur Sigrid Arends werden diverse pilots neergelegd.
De uitkomsten hiervan werden tijdens de landelijke Pootaardappeldag in Emmeloord gepresenteerd.
Waarom is druppelirrigatie nodig?
Arends: “Toen ik zes jaar geleden met de onderzoeken begon (niet alleen in pootgoed, maar in diverse teelten) speelde het vraagstuk waterbeschikbaarheid al. Mijn eigen akkerbouwbedrijf ligt in een gebied waar verzilting optreedt, dus zoet water voor de landbouw is daar schaars. De droogte van de afgelopen jaren lijkt een trend te worden en dan is druppelirrigatie een reële oplossing. Bovendien hebben de proeven op mijn bedrijf telkens een meeropbrengst van rond de twintig procent aangetoond en zagen we een betere (schil)kwaliteit. Dus ook in die opzichten is het een interessante methode.”
Welke proeven hebben jullie gedaan?
Arends: “We zijn begonnen met het drippen met enkel water en dat doen we nog steeds ieder jaar om zodoende de afgifte per ras en grondsoort te kunnen bepalen. Want voor de duidelijkheid, iedere grondsoort heeft zijn eigen behandelplan.”
“We hebben ook gekeken naar de mogelijkheid om de afgifte van water via de driptape te combineren met Transformer, meststoffen en/of gewasbeschermingsmiddelen. Tot slot zijn ook de groene middelen en bodemverbeteraars meegenomen in onze proefopstellingen.”
Wat hebben jullie geleerd?
Arends: “Als het gaat om dripirrigatie waarbij alleen water wordt gebruikt, geldt dat er in alle teelten een vervroeging van de teelt mogelijk is. Als je dripirrigatie toepast, dan rijpt het gewas eerder af. Dat geldt zowel voor droge als natte jaren. Daarbij is het type slang, de afgifte per grondsoort en de plantafstand wel cruciaal.”
“We hebben ook gemerkt dat de bodem een betere sponswerking krijgt: de wateropname wordt beter en ook het afvoeren van water bij hoosbuien gaat gemakkelijker. Tot slot zagen we ook kleurverandering optreden in het gewas. Na enige onderzoek is onze conclusie dat dit komt doordat er sprake is van verdringing. Geen uitspoeling naar beneden, maar stikstof, kali, magnesium, natrium en mangaan worden door het water horizontaal verplaatst in de rug.”
Waren de bevindingen bij een nauwere plantafstand?
Arends: “Dat heeft geresulteerd in een duidelijke meeropbrengst, al is dat wel ras-afhankelijk hoe hoog die meeropbrengst is. Voor mij is het wel duidelijk geworden dat alleen het systeem van druppelirrigatie toepassen niet voldoende is. Ook het teeltsysteem moet aangepast worden om de effecten van drip te optimaliseren. Als teler wil je de kosten voor een dergelijke irrigatie zo snel mogelijk terugverdienen. Het onderzoek wat wij de afgelopen zes jaar in samenwerking met Delphy, Broere Beregening en de sensortechnieken van RMA hebben gedaan, toonde aan dat dit zonder aanpassingen in het teeltsysteem heel lastig is.”
Arends: “De droogte van de afgelopen jaren lijkt een trend te worden en dan is druppelirrigatie een reële oplossing”
Heeft het toevoegen van Transformer zin?
Arends: “Als de waterbeschikbaarheid minimaal is en de afgifte verdeeld moet worden over een langere periode, dan is het natuurlijk interessant om te kijken of je met middelen als Transformer naar minder waterafgifte toe kan. In de uien en lelies zijn de resultaten als het gaat om langer vasthouden van water heel positief. De proeven die wij hebben uitgevoerd in het pootgoed lieten zien dat deze methode ook bij pootaardappelen een positieve werking heeft.”
Hoe zit het met fertigatie?
Arends: “Onderzoek naar het toevoegen van calcium om de schilkwaliteit te verbeteren leverde tijdens ons tweejarig onderzoek ook geen directe meerwaarde op. Het toevoegen van stikstof en kali was visueel in het loof wel zichtbaar, maar in de beoordeling op basis van knolaantal, maatvoering en kwaliteit zagen we helemaal geen verschillen.”
“Onze conclusie is dat fertigatie (momenteel) best een lastig verhaal is. Dat komt voornamelijk omdat we alleen maar kunnen sturen op enkelvoudige meststoffen. Daar zit nog een heel leerproces achter alvorens het praktisch uitvoerbaar wordt. Er is echt nog veel onderzoek nodig om toevoeging van meststoffen verder te optimaliseren.”
En gewasbeschermingsmiddelen dan?
Arends: “Diverse gewasbeschermingsfabrikanten zijn geïnteresseerd in het werken via driptapes. Want als de middelen door een slang gaan, is de factor drift uitgeschakeld en dat is natuurlijk zeer interessant, want wellicht kunnen de doseringen dan ook wel omlaag. In onze proeven hebben we ons gericht op bestrijding van Rhizoctonia. Onze conclusie is dat het wel een erg bewerkelijke methode is, maar het heeft wat ons betreft zeker potentie en is de moeite van het door-ontwikkelen waard.”
Wat waren de bevindingen bij het toevoegen van groene middelen/bodemverbeteraars?
Arends: “We hebben daar pas één jaar ervaring mee, maar de eerste indrukken – in combinatie met Transformer – zijn positief. We hebben afgelopen jaar een meeropbrengst behaald van tweeduizend kilogram in de maatvoering 35 – 55. Ook het totale aantal knollen viel hoger uit. Hierbij is net – als bij de andere methoden via drip – het moment van toedienen wel een belangrijk leerpunt.”
Wat is de algehele conclusie?
Arends: “Er wordt vaak gezegd: driptape is duur. En dat is natuurlijk ook zo, alleen de aanschaf van de tape kost gemiddeld al zo’n zevenhonderd tot vijftienhonderd euro per hectare. Maar de randvoorwaarden voor de akkerbouwers veranderen continu. Druppelirrigatie is een methode die wereldwijd met succes al jaren wordt toegepast. We zien zeker potentie voor de Nederlandse akkerbouwteelten. Als de techniek nog verder geoptimaliseerd wordt, dan is drip ook voor pootgoed een geschikte irrigatiemethode.”