De ontwikkeling van robuuste aardappelrassen gaat door. In eerste instantie om het gewas meer weerbaar tegen phytophthora te krijgen, maar meer gebruikseigenschappen en bredere weerbaarheid zorgen voor een steeds breder aanbod. Teelttechnisch verschillen robuuste aardappelen weinig van niet-robuuste rassen, is de ervaring van directeur Jaco Burgers van biologisch landbouwbedrijf ERF uit Zeewolde.
Eind juli is er bij biologisch landbouwbedrijf ERF in Flevoland een bezoek mogelijk aan demovelden met robuuste rassen. Er liggen er dertig van tien handelshuizen. Onafhankelijk aardappelspecialist Jacob Eising staat midden tussen de planten en memoreert aan de demovelden van vijf jaar geleden. “Toen liepen we hier ook tussen de robuuste rassen. Er lagen alleen maar tafelaardappelen. En kijk nu: er liggen er ook tien fritesrassen en vier die geschikt zijn voor chips.” Ook bij de tafelaardappelen benoemt Eising vooruitgang, er zijn nu meer verschillende kooktypen.
Elf robuuste rassen bij ERF
Buiten de demovelden heeft ERF honderd hectare aardappelen liggen met elf robuuste rassen. Het biologische landbouwbedrijf beheert ongeveer twaalfhonderd hectare reservegronden in Zuidelijk en Oostelijk Flevoland. Deze gronden liggen vooral aan de stadsranden van de steden en dorpen, wachtend op stadsontwikkeling of andere doeleinden.
Naast de elf robuuste rassen wordt er bij ERF één niet- robuust ras geteeld: Ditta. Directeur Jaco Burgers van ERF kan die keuze eenvoudig verklaren: “Daar is vraag naar. En ik ben een man van de markt, ik moet er een paar centen mee kunnen verdienen.” Het totale areaal aardappelen bij ERF is honderd hectare, daarvan is 85 hectare voor de consumptie en op 15 hectare ligt pootgoed.
Er zijn verschillende redenen waarom ERF kiest voor zoveel verschillende aardappelrassen. Burgers: “Allereerst wil ik goed kunnen zien hoe de verschillende rassen presteren. En ik wil verschillende afzetmarkten kunnen bedienen. Daar waar de vraag ligt, wil ik kunnen leveren.” Tot slot is het voor Burgers ook een kwestie van risicospreiding. “Het ene jaar doet het ene ras het beter, het andere jaar een ander ras. Bijvoorbeeld door droogte, phytophthora of hitte. Op deze manier ben ik minder kwetsbaar.”
Ruime vruchtwisseling
Naast aardappelen heeft ERF een grote verscheidenheid aan gewassen in een bouwplan van minimaal één op zeven. “Zo hebben we allerlei soorten uien, haver, grasklaver, luzerne, veel soorten groenten, suikermais, soja, veldbonen, snijmais,” somt Burgers op. “Bijna te veel om op te noemen. Al met al ruim vijftien verschillende gewassen,” is de samenvatting. Op ongeveer een kwart van de percelen liggen rustgewassen. Ook zijn er relatief veel gewassen in het bouwplan die vroeg van de zware Flevolandse klei af kunnen. “We zijn zuinig op onze grond,” verklaart Burgers.
Poters goed behandelen
Teelttechnisch zijn robuuste rassen niet anders dan meer vatbare rassen, wel zijn ze wat meer virusgevoelig, is Burgers’ ervaring. “Als je je poters goed behandeld, is er wat mij betreft nauwelijks verschil met niet-robuuste rassen.” Hij legt uit: “Dat begint met een goede bewaring van het pootgoed, ieder ras heeft een andere strategie. Bij voorkeur vlak voor het poten pas sorteren, net zoals bij niet-robuuste rassen. En voorkiemen kan zorgen dat je phytophthora voor bent, dat helpt ook. Een aantal van de robuuste rassen zijn heel positief voor voorkiemen, daarmee kun je vroegheid bevorderen.”
Dan benoemt Burgers ook een verschil: “Rustig aan met bemesten, wat natuurlijk ook te maken heeft met je bouwplan en vruchtwisseling. Je kunt je gewas wel willen opjagen, maar vooral bij een stevige stikstofbemesting zet je de deur open voor phytophthora. Precies zoveel bemesten dat er voldoende loof staat, maar niet meer dan dat.” De verkoper in Burgers laat zich weer horen: “Ik heb loof nog nooit kunnen verkopen, dus wat moet ik met een enorme berg loof?”
Toekomst
“Ik zie toekomst in het brede pakket zoals wij dat nu hebben,” zegt Burgers. “Persoonlijk neig ik wat meer naar vroege rassen. Die kan ik vroeg afzetten en geld kan ik makkelijker bewaren dan aardappelen,” lacht hij. Dan serieus: “Maar natuurlijk wil ik dat we als biologische telers jaarrond aardappelen leveren aan de retail met het juiste kooktype, vleeskleur en smaak. We hebben prachtige Nederlandse rassen om dat te doen.”
En hoe ziet hij de toekomst van de robuuste aardappel in het algemeen? “Biologische frites en chips zijn naar mijn mening voorlopig nog nichemarkten. Maar het is mooi om te zien dat de aardappelverwerkende industrie nu met interesse kijkt naar de ontwikkeling van de robuuste rassen. Logisch ook, met de eisen voor minder stikstofbemesting en het middelenpakket dat steeds kleiner wordt in de gangbare landbouw.” Burgers ziet ook beweging bij de supermarkten. Inmiddels bestaat het biologische aanbod aardappelen in veel supermarkten volledig uit robuuste rassen. “Ze zijn vanaf het begin betrokken en je ziet dat zij oprechte belangstelling voor de Nederlandse robuuste rassen hebben. Mooi!”
Interessant voor gangbaar
Hoewel de ontwikkeling van de robuuste rassen is gestart in de biologische akkerbouw, haken de handelshuizen ook voor de gangbare teelt aan. Burgers snapt dat wel: “Doordat er steeds minder stikstofbemesting toegestaan is en door extremer weer is de robuuste aardappel ook geschikt voor de gangbare akkerbouw.”
Handelshuis Europlant vertegenwoordigt meerdere robuuste rassen, waarvan de rassen Allians en Otolia bij ERF in de grond liggen. Jan Janse, directeur van het handelshuis, legt zijn interesse voor de robuuste rassen uit. “Wij kweken geen rassen specifiek voor de biologische markt, een robuust ras is voor ons interessant als we daar een gangbare markt voor zien. In onze ogen moet een ras niet alleen robuust zijn qua phytophthora, het moet ook robuust zijn op alle andere aspecten van de teelt.” Omdat virusbestrijding met pesticiden steeds lastiger wordt, is een hoge virusresistentie van nieuwe rassen een must voor Europlant.
“Naast een brede weerbaarheid, moet het gewoon een volwaardige aardappel zijn, met goede verwerkingseigenschappen en een goed uiterlijk. Wanneer dat allemaal klopt bij een nieuw biologisch ras, is de interesse vanuit gangbaar vanzelfsprekend.” Janse voegt toe: “En laten we vooral de consument niet vergeten, die wil gewoon een smakelijke aardappel op zijn bord.”
Dit is een artikel uit de Akkerbouwkrant. Wil je deze thuis ontvangen? Klik hier.
Tekst en beeld: Kirsten van Valkenburg