Door de nieuwe wetgeving die ondernemers beschermt tegen oneerlijke handelspraktijken, staat een aardappelteler sterker dan vroeger bij onrechtmatige contractuele bedingen. “Vaak bepaalt een contract dat een landbouwer, ongeacht de situatie, gehouden is om zijn verplichtingen ten aanzien van een afnemer na te komen. Maar dat kan niet langer zomaar afgedwongen zijn”, zegt boekhoud- en advieskantoor SBB.
Voor consumenten bestaat er al een lange tijd wetgeving die hen beschermt tegen oneerlijke handelspraktijken. Een nieuwe wet, die in 2019 is uitgevaardigd, wil ook ondernemers beter beschermen door de onderlinge relaties tussen ondernemingen, de zogenaamde B2B-relaties, te regelen. De wet omvat drie luiken: het misbruiken van economische afhankelijkheid, onrechtmatige bedingen en oneerlijke marktpraktijken tussen ondernemingen.
“Twee delen van die wet zijn al van kracht. In 2019 zijn de maatregelen betreffende oneerlijke handelspraktijken in voege gegaan. Het gaat bijvoorbeeld om misleidende en agressieve marktpraktijken. Afgelopen jaar is daar het misbruik van economische afhankelijkheid bijgekomen”, legt Isabel Dillen van SBB uit.
Vanaf 2021 gaat ook het derde en laatste deel van de wet in voege. “Dit heeft betrekking op onrechtmatige bedingen en het bepaalt dat de overeenkomsten tussen bedrijven duidelijk moeten zijn en dat ze niet mogen leiden tot een al te groot onevenwicht tussen de rechten en plichten van de partijen”, klinkt het.
Droogte als overmacht
Voor bijvoorbeeld aardappeltelers kan deze wetgeving een verschil uitmaken. SBB heeft weet van een concrete zaak waarin de Ondernemingsrechtbank van Gent oordeelde dat een overeenkomst de wil van de partijen overschrijdt. Het ging om een contract dat was afgesloten voor het teeltseizoen 2018. Dat werd gekenmerkt door een uitzonderlijke droogte. Heel wat landbouwers waren daardoor niet in staat om hun gecontracteerde hoeveelheden te leveren.
Volgens de koper van de aardappelen kon overmacht niet worden ingeroepen en werd de landbouwer verplicht zich op de binnenlandse markt te bevoorraden om zijn contractuele afspraken na te komen. Deed de teler dit niet, dan zou de koper zelf een andere partij kopen op de vrije markt en was de landbouwer verplicht om het verschil tussen de gecontracteerde prijs en de prijs op de vrije markt te betalen als vergoeding voor de schade die de koper had geleden.
Rechter geeft boer gelijk
Een aantal landbouwers waren het in 2018 niet eens met deze praktijk en weigerden die schadevergoeding te betalen. Zij werden daarop gedagvaard voor de Ondernemingsrechtbank van Gent door de koper van de aardappelen. “Die oordeelde echter dat de landbouwers wel degelijk overmacht als rechtvaardiging konden inroepen voor het niet-naleven van hun verbintenis waardoor landbouwers niet verplicht waren om de extra hoeveelheden aardappelen te leveren om aan hun contract te voldoen”, aldus Dillen.
Volgens het advieskantoor steunde de rechtbank op de nieuwe bepalingen van de wet en oordeelde dat er sprake is van misbruik door het direct of indirect opleggen van oneerlijke koop- of verkoopprijzen of andere contractuele voorwaarden. “De clausule waardoor de ene partij geen overmacht kon inroepen, werd dus niet weerhouden door de rechtbank”, legt SBB uit.
Naar evenwichtigere contracten?
Door de nieuwe wet rond oneerlijke handelspraktijken tussen ondernemingen heeft de rechter dus een ruimere beoordelingsbevoegdheid dan voordien het geval was. Dit maakt een landbouwer volgens SBB niet alleen sterker omdat hij bepaalde clausules uit een contract kan betwisten, maar ook omdat hij dit kan gebruiken bij het onderhandelen van nieuwe contracten.
“Landbouwers kunnen de tegenpartij erop wijzen dat contractuele voorwaarden onrechtmatig zijn, oneerlijke marktpraktijken vormen of misbruik van zijn economische afhankelijkheid uitmaken en dus niet geldig zijn en geen stand zullen houden bij een eventuele gerechtelijke betwisting. Beter te voorkomen dan te genezen en dus beter om dergelijke clausules te weren uit het contract”, aldus nog SBB.
Belgapom pleit voor communicatie in plaats van rechtszaken
Belgapom, de sectorfederatie van de aardappelhandel en -verwerking, is op de hoogte van de nieuwe wetgeving en vindt het logisch dat oneerlijke praktijken te allen prijze vermeden zijn. “Contracten moeten nagekomen zijn door beide partijen. Dat engagement heeft onze sector ook bewezen tijdens de coronacrisis. Ondanks deze bijzonder moeilijke periode voor de verwerking en de handel zijn alle contracten met de telers gevaloriseerd”, zegt Christophe Vermeulen, CEO van Belgapom.
Hij wijst daarbij op het belang dat Belgapom hecht aan communicatie tussen contractpartijen. “Ook binnen het ketenoverleg kiezen wij telkens voor de piste van overleg, precies om rechtszaken te vermijden en in dialoog tot oplossingen te komen. In meer dan 90 procent van de gevallen lukt dit ook”, stelt Vermeulen. Wanneer er geen oplossing komt en een gerechtelijke procedure toch nodig is, dan is dat volgens hem altijd het gevolg van een gebrekkige communicatie.
Tot slot benadrukt Belgapom dat het vonnis van de Ondernemingsrechtbank in Gent waar SBB naar verwijst, een uitspraak is in eerste aanleg. “De koper is in beroep gegaan tegen dit vonnis, dus het lijkt ons wat voorbarig om er nu al conclusies uit te trekken. Dat doen wij ook nog niet. Onze ervaring leert bovendien dat de interpretatie zoals ze door de rechter in eerste aanleg is verwoord, in beroep niet zal standhouden”, besluit CEO Vermeulen.
Bron: VILT