De gesprekken op de Uiendag werden eind augustus gedomineerd door de uitdagingen waar de sector voor staat. Vooral het morrelen aan het beschikbare middelenpakket leidt tot kopzorgen over de toekomstbestendigheid van de uienteelt. Zo’n 750 belangstellenden togen daarom naar de proefvelden in het Zeeuwse Colijnsplaat om zich bij te laten praten en werden op gezette tijden langs de actuele onderwerpen geleid.
Wageningen Universiteit, Uien Innovatie en Kennis Centrum (UIKC) en Delphy leggen de focus vooral op de weerbaarheid van het gewas. Hoe kunnen we de teelt zo inrichten dat de ui beter bestand is tegen ziekten en plagen? “We kijken ook naar hoe bijvoorbeeld de traditionele beddenteelt zich verhoudt ten opzichte van teelt op ruggen. Het idee is dat met ruggen de wind er makkelijker doorheen kan, waardoor je minder valse meeldauw hebt”, vertelt onderzoek Bert Evenhuis.
Ook zijn er geprimede en niet-geprimede uien vergeleken in traditionele bedden, verhoogde bedden en ruggen. Met een wortelzaaimachine zijn de uien in ruggen gelegd. “We zagen dat de verhoogde bedden over het algemeen later waren. Dat de geprimede uien op traditionele bedden als eerste opkwamen is niet zo verrassend. In de ruggen zagen we eigenlijk geen verschil tussen geprimed en niet-geprimed. We zagen wel dat ruggen veel eerder droog waren. Dat is in een nat jaar wel een voordeel. We hopen voor de proef nu ook op een droger jaar.”
Dreiging van ritnaalden
Ritnaalden is een probleem dat ook in uien steeds urgenter wordt. Volgens akkerbouwadviseur Ronnie van Maldegem van groeispecialist Van Iperen is dit één van de grootste bedreigingen, nu het middelpakket steeds verder onder druk komt te staan. Een ritnaald vreet zich een weg door de stengel met als gevolg dat het uienplantje afsterft. De bedreiging wordt versterkt door het wegvallen van de neonicotinoïden in de bietenteelt. “De kniptor legt eitjes en dat kan tot vijf jaar als ritnaald uitgroeien. We monitoren momenteel in graangewassen de effecten van een chemische lokstoffen. Uiteindelijk wil je de kniptorren vangen, om het ritnaalden probleem beheersbaar te maken.”
Van Maldegem stelt dat zolang pyretroïden beschikbaar zijn, we daar vooral zuinig op moeten zijn. Alternatieven zijn wat hem betreft niet afdoende. “Een paar jaar geleden zagen we het effect in zaaiuien. In een paar dagen tijd was er nog maar tien procent over van het gewas. Ritnaalden maakten korte metten, vrijwel alles was weg.” Ook het afgelopen seizoen heeft de ritnaald voor behoorlijke uitdunning gezorgd op percelen met snijmais, suikerbieten en ook aardappelen. Volgens Van Maldegem lijkt ook een ruimere rotatie geen soelaas te bieden.
Onkruidbestrijding
Ook onkruidbestrijding is een aandachtspunt. “Met het wegvallen van Bromotril en Emblem wordt de keuze in contactherbiciden ook steeds kleiner. Spuiten in uien kan nog, maar omdat we afhankelijk zijn van het weer wordt de flexibiliteit door het pesten met etiketteksten ontzettend ingeperkt.” Met de noodzaak om in toenemende mate variabel te doseren met bodemherbiciden groeien de kansen om precisielandbouw naar een hoger plan te tillen. Van Maldegem wijst op het totaalconcept Precisieteelt Plus, dat door Van Iperen is ontwikkeld. Hij ziet mogelijkheden om, vooral op lichtere koppen, met vijf stappen maximalisatie van het teeltrendement te bewerkstelligen.
Doel in om teeltbeslissingen af te stemmen op de plaatsspecifieke variatie in de bodem en gewasgroei. “Eigenlijk is Precisieteelt Plus een rekenprogramma. We brengen de bodem kaart, we passen gewasbescherming of grondbewerking variabel toe, we monitoren het gewas, bepalen wat er nodig is in bijbemesting en bepalen vervolgens de opbrengst. Het afgelopen seizoen zagen we in het proefveld dat er vijftien procent meer uienplanten stonden op de variabel gespoten deel. We zagen bovendien een winst van 200 tot 320 liter door variabel te spuiten, afhankelijk van de spuit.”
Alternatief voor Mancozeb
Naast onkruid blijft ook ziektebestrijding een punt van zorg na het wegvallen van Mancozeb. “Over het algemeen kun je vooral zeggen dat het voor de portemonnee een slechte zaak is. Het grootste probleem is echter, kunnen we het met de etiketten wel rond breiden. Hoe minder toelatingen we hebben hoe lastiger het resistentiemanagement bovendien wordt. Het is een behoorlijke puzzel en ook één met een flink kostenplaatje. Simpelweg kunnen we zeven keer spuiten, terwijl we er eigenlijk negen nodig hebben.”
Syngenta stelt met OrondisPlus, in combinatie met Amistar, wel een breedwerkende fungicide in het pakket te hebben, die uiterst effectief blijkt tegen valse meeldauw en bladvlekkenziekte. Wat cropadvisor Philip Buijck van Syngenta betreft hét alternatief voor Mancozeb. Orondis Plus werkt op basis van de nieuwe werkzame stof oxathiapiprolin. In combinatie met azoxystrobin (Amistar) is er een breed werkingsspectrum. “We passen deze combinatie nu voor het tweede jaar toe, waarbij de toepassing als vervanger van Mancozeg dit seizoen breed is geweest.
Telers staan onder zware druk en hebben moeite om de schema’s gevuld te krijgen. Dus dan is het mooi dat we zo’n goed alternatief hebben liggen.” Buijck stipt meerdere voordelen van het ‘combipack’ aan. “Je kunt het vroeg inzetten voor de preventieve werking en heeft een gunstige prijs-kwaliteitverhouding. Het betreft twee vloeibare producten, die zonder toevoegstoffen voor een goede opname in het gewas zorgen. Het nadeel van Mancozeb was altijd dat je vaak meer nodig had, gedurende het seizoen. Dit zijn systemische producten, waarmee je ook delen kunt beschermen. Door de opwaardse werking belemmert het ook niet nieuwe groei.” Het afgelopen seizoen was Syngenta ondanks de ruime voorraad uitverkocht, wat duidt op een grote mate van interesse. “Maar het heeft ook met de ziektedruk te maken.”
Stimuleren van groei
Agricult, specialist in milieubewuste verdeeltechnieken, greep de Uiendag aan om Codacide onder de aandacht te brengen. “Dit is een sterke, speciaal geformuleerde all-in-one hulpstof, die we dit seizoen flink aan het uitbreiden zijn. Codacide verbetert de werking en het rendement van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen. Het is een speciale olie, ook toegestaan met biologische middelen, die met de menging zorgt voor een sluitende laag voor de insecticiden. Dit jaar hebben we Codacide in een biologisch schema met Tracer gezet. Wat is de plus? Vorig jaar was het echt heet en was er volop sprake van trips. De veldjes zagen er toen vitaler uit dan gemiddeld. Dit jaar hadden we een hoge dosering om te kijken naar de extremen. Nu hadden we nagenoeg geen trips en hadden we rustig terug gekund.”
Plant Health Cure (PHC) zet volop in natuurlijke meststoffen voor zaaiuien. Fulvic is biologisch gecertificeerd, maar wordt voor het leeuwendeel gangbaar ingezet om het bodemleven te stimuleren. Het gaat volgens teeltadviseur Johan Middelkamp van PHC om de inzet als basis – en plantbemesting. “De aminozuren helpen het gewas ontstressen. In de hitteperiode hebben ze dan iets extra’s.” PHC heeft in proeven Fulvic gecombineerd met ProAct. Dit is een oplosbare biostimulant, die verschillende plantprocessen op een natuurlijke wijze tot betere ontwikkeling stimuleert.
Naast een eenduidigere afrijping en goede nutriëntopname, is een bijzondere eigenschap van een ProAct-toepassing dat er meer calcium in de celwanden terecht komt. “De plant denkt als het ware dat die wordt aangevallen en gaat in de verdedigingsmodus. Vooral op het moment dat die gaat bollen en strijken is dat gunstig. Er ontstaan sterkere knollen, die ook de bewaring beter doorstaan. Uit proeven blijkt dat er een toename van 26 procent meer calcium in de knol heel normaal is. In extreme gevallen zelfs meer dan dertig procent. De netto-opbrengsten lagen ten opzichte van het gemiddelde zeven procent hoger en er werd een grovere sortering waargenomen.
Koprot
Uireka heeft de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar de verschillende methoden in teelt en droogrigime om koprot in te perken. “De belangrijkste conclusie is dat een korte veldperiode en een grote snelheid van indrogen na inschuren van belang is”, vertelt akkerbouwexpert Jeroen Willemse van Delphy. Volgens hem begint de strijd tegen koprot al bij aandacht bij het loofklappen. “Klap het loof net boven de splitsing van het blad. Korter klappen betekent meer risico op koprot. Start direct na een korte veldperiode met drogen. Neem daarin zelf de regie. Kies je voor een modulerende gaskachel en zorg dan voor een goede RV-meter. Dat mis ik toch heel veel in de praktijk.”
Advies is om de eerste vier tot zeven dagen tot een producttemperatuur van maximaal 20 tot 21 graden te drogen. De inblaas temperatuur moet daarbij op maximaal twee tot drie graden boven de producttemperatuur worden gehouden. “Zodra de RV van de partij naar 75 tot tachtig procent daalt, warm dan de partij versneld verder naar dertig graden. De uien worden sneller droog, waardoor je minder koprot krijgt en de ventilatie-uren verlaagd. Uiteindelijk ligt de sleutel in de gevaarlijk ‘koprottemperatuurzone’ van 22 tot 25 graden. Daar moet je sneller doorheen. Zet eventueel de luiken op een kier. Houd deze temperatuur minimaal drie tot vier dagen vol. Zodra de RV naar 65 tot 70 procent daalt, verlaag de temperatuur weer door de gevarenzone richting de twintig graden. Dit betekent overigens wel dat het droogproces langer duurt en de kans op koprot weer groter wordt.”
Met het hanteren van een ruime nadroogfase wordt ook veel voorkomen. “Als de uien bovenin droog aanvoelen, is het zaak om na te drogen. De halzen van de uien mogen niet meer rollen tussen de vingers. Bij het openpellen van de hals voelt u geen vocht mee. Probeer om de RV van de partij op 65 tot 75 procent te houden. Ventileer meerdere keren per dag, bij voorkeur nog steeds met kachelondersteuning en verlaag de temperatuur zeer langzaam, maximaal één tot twee graden in twee weken tijd. Voor kwalitatief goede uien kom je dan op minimaal dertig drogende ventilatieuren per week.”
Uireka krijgt derde onderzoekslocatie
Het rassenonderzoek van het publiek private samenwerkingsverband Uireka en projectuitvoerder UIKC krijgt een derde locatie. In het Drentse Schoonloo is het onderzoek op met zand uitgebreid.
“Traditioneel zit het rassenonderzoek op kleigrond, met de locaties in Colijnsplaat en Biddinghuizen. We zien echter dat de uienteelt op zand groeit. Omdat wij met uien de enige teelt hebben, waarin dergelijk onderzoek ketenbreed wordt opgepakt en gefinancierd wil Uireka hierin mee. Om de teelt vooruit te helpen”, legt woordvoerder Ronald Spigt van Uireka uit.
Het onderzoek wordt op dit moment volgens een protocol uitgevoerd waar verwerkers, telers en zaadhuizen continu bij betrokken waren. Elk ras lag per locatie in drie herhalingen. Het rassenonderzoek in Drenthe is dit jaar opgestart. Cijfers hiervan komen volgens het protocol beschikbaar vanaf augustus 2023, voor de rassenlijst van 2024.
Noot: De tekst is geschreven naar Nederlandse toelating. Het kan zijn dat in België een andere voorwaarden van toepassing zijn.
Tekst en beeld: Martin de Vries
U heeft zojuist een bericht gelezen uit onze Akkerbouwkrant!