Veel telers gaan opzoek naar alternatieve mogelijkheden in de uienteelt. Waar vroeger meestal zaaiuien de grond in gingen, worden steeds meer tweedejaars plantuien en winteruien geteeld. Bieden deze uien een oplossing voor de uitdagingen in deze teelt? En verwachten veredelaars dat dit de toekomst zal zijn? Op de Uiendag die eind augustus bij de Proefboerderij Rusthoeve in Colijnsplaat plaatsvond, werd nader ingegaan op deze keuze.
De uienteelt staat steeds meer onder druk. Het areaal breidt continu uit, ook in het buitenland, en dit heeft gevolgen voor de marktprijs. Het ene jaar kampen we met teveel vocht en het andere jaar met vochttekorten. Het aantal toegestane middelen daalt, terwijl de ziektedruk toeneemt. De uienteelt is geen must, maar als je het doet, probeer het dan goed te doen, is de boodschap van deze Uiendag.
Zaaiuien
De hoofdmoot van de Nederlandse uienteelt bestaat op dit moment uit zaaiuien. Uit cijfers van het Centraal Bureau van Statistiek (CBS) blijkt dat het areaal zaaiuien in 2024 op 32.700 hectare ligt, waarvan 85 procent gele en vijftien procent rode uien. Tweedejaars plantenuien nemen 6.200 hectare voor hun rekening en voor winteruien ligt dit op 3.700 hectare. Toch kan de teelt van tweedejaars plantenuien of winteruien voordelen hebben, volgens de presentatie van Delphy op de Uiendag.
Tweedejaars plantenuien
Tweedejaars plantenuien worden in maart geplant. Deze uien zijn robuuster dan zaaiuien en hierdoor beter bestand tegen periodes van droogte. Ook zijn deze planten hierdoor gemakkelijker te bewerken met schoffels, wat interessant kan zijn voor de biologische teelt. Daarnaast ligt de gevoeligheid voor trips lager in tweedejaars zaaiuien en de bonenvlieg slaat deze uiensoort liever over. Ook zijn tweedejaars plantuien minder gevoelig voor valse meeldauw, doordat de uien al het land af zijn, voor de piek in infectiedruk. Deze eigenschappen maken deze uien een interessant alternatief in uitdagende gebieden. In Zeeuws-Vlaanderen en België, de omgeving van dit evenement, zijn de afgelopen jaren steeds meer telers overgestapt op tweedejaars plantuien en winteruien.
Toch is het niet allemaal rozengeur en maneschijn. Zaaiuien staan namelijk bekend als toppers als het gaat om de kwaliteit. De bewaring van deze uien maakt het mogelijk om over een langere periode afzet te kunnen genereren. Hier kan de tweedejaars plantui op dit moment nog niet tegenop. Daarnaast zijn tweedejaars plantuien gevoeliger voor bacteriën in de ui, die bij het sorteren niet altijd worden opgemerkt. Als je deze besmette uien plant, begin je al met een achterstand in het begin van het seizoen.
Winteruien
Winteruien zijn onderdeel van een ander specialistische teelt. De meeste winteruien worden in het najaar gezaaid en tussen eind juni en begin juli geoogst. Hiermee kan, net als met tweedejaars plantuien, het gat worden opgevuld tussen de oude en nieuwe oogst. Dit kan gunstig zijn voor de prijs door verse uien op de markt te brengen, wanneer de concurrentie dit nog niet heeft. Daarnaast kunnen deze tonnages interessant zijn voor de verwerkingsindustrie, die het hele jaar door staat te springen om nieuwe aanvoer van uien. “Er moet wel vraag naar zijn, want anders blijf je zitten met je product”, aldus Evert Van Crombrugge van De Groot & Slot België. “Tweedejaars plantuien kun je minder lang bewaren dan zaaiuien. Dit maakt je extra afhankelijk van de prijs op de markt op het moment van oogsten, dus op de vrije markt zijn deze uien bijna niet te vinden. Een stabiele afnemer is daarom extra belangrijk.”
Glad winterijs
De vrije markt van winteruien en tweedejaars plantuien is een risicovol gebied. De prijs is nog volatieler dan de bekende zaaiui en de afzet is niet altijd zeker. En ben je wel altijd vroeger dan de buurman, wanneer je winteruien of tweedejaars plantuien teelt? Als je kiest voor een vroeg ras als zaaiui kun je namelijk ook al vroeg in het seizoen oogsten. Het gat tussen de winteruien en zaaiuien wordt hierdoor steeds kleiner. Een zaaiui heeft in de basis een betere kwaliteit, dus dan kan het voor de afnemer interessanter zijn om enkele weken te wachten op de nieuwe ronde.
“Ook is je opbrengst niet altijd zeker”, voegt Frans van der Ploeg van Hazera hieraan toe. “Je hebt te maken met het risico op vorstschade, waarbij het vriezen en dooien ten koste gaat van de kwaliteit van je product. Gewasbescherming is een andere uitdaging in deze teelten, want wie gaat op een winterse dag er met de juiste chemische middelen het land op?” Als het gaat om infectiedruk zijn winteruien minder gevoelig voor trips en zijn er minder problemen met onkruid. Wel ligt de kans op meeldauw hoger en zijn deze uien gevoeliger voor witrot, doordat je gewas langer op het veld staat, blijkt uit informatie van Delphy. Daarnaast gaat de kortere bewaartijd niet goed samen met de export en is het een duurdere teelt.
Uienteelt is topsport
Veel mitsen en maren zijn betrokken bij de afweging om van zaaiuien af te stappen. Alternatieven vormen op dit moment nog een kleine markt, maar het kiezen voor deze niches kan ook de kracht van je bedrijf zijn. Het zijn uiensoorten met duidelijke kansen, maar ook de nodige uitdagingen. Kijk daarom goed naar de markt die je wilt betreden en het doel van je teelt. Hier sluit je vervolgens de juiste teelt op aan, is de boodschap van deze Uiendag. De uienteelt is in de loop der jaren uitgegroeid tot topsport, máár een beetje beweging is voor ieder mens gezond, toch?
Tekst en beeld: Kim Sjoers