Loonbedrijven behoren bij de cruciale beroepen die helpen met het produceren van voedsel. “Natuurlijk doen ook wij er alles aan om het coronavirus buiten de deur te houden. Onze werknemers hebben allemaal een watertap met zeepdispenser mee op de trekker om hun handen te desinfecteren, krijgen handschoenen en niemand behalve de chauffeur mag mee op de trekker”, aldus Ton Vaessen (64 jaar) van het gelijknamige loonbedrijf uit Landgraaf (Zuid-Limburg).
“Een burger moet twee weken in quarantaine, maar een medewerker van een loonbedrijf mag, omdat je een cruciaal beroep hebt, na een dag klachtenvrij weer aan het werk. Omdat ik bestuurslid ben van Cumela Limburg hebben wij gisteren met zeven personen voor het eerst in de geschiedenis een vergadering gehouden via de computer. Dat ging prima. Het scheelt toch een uurtje reistijd heen en een uurtje terug. Je moet wel zorgen dat je een goede spelverdeler hebt. Alles doen we eraan om het virus buiten de deur te houden, maar als je pech hebt…”
Loonbedrijf Vaessen
Loonbedrijf Vaessen heeft zijn oorsprong in het jaar 1948 waar het allemaal begon met een dorsmachine. Vroeger heette het Loondorsbedrijf Vaessen. Een oude foto van de dorsmachine hangt nog vol trots aan de muur. “Ja, mijn vader stamt van een boerderij, die vier zonen had en een dochter. Van de vier zonen bleven er drie op de boerderij werken. Van het erfdeel heeft mijn vader een gebruikte dorsmachine gekocht. In de buurt van Sittard kocht mijn vader een loonbedrijf en dat lag op 25 kilometer afstand van onze huidige locatie in Landgraaf. Nu is dat geen afstand meer, maar toen wel. Hij ging er met een
tractor, die zestien kilometer per uur reed, reed naar toe. De mensen uit de regio vroegen of hij misschien ook wat werk voor ze wilden doen. Dat was natuurlijk aantrekkelijker vanwege de reistijd. Toen begon pa met een ééncilinder trekker van het merk Lanz opdrachten uit te voeren. Pa Sjir was driekwart jaar bezig met ‘schuren dorsen’. Dat is het maken van huizen van stro balen. In de overige maanden verrichtte hij onderhoud en werkte hij bij de plaatselijk smid. Hij kon er goed van leven, kocht een huis en loods. In de jaren zestig startte hij met precisie zaaien en nam zijn eerste werknemer in dienst.”
Bolinder Munktell maaidorser
“Mijn vooruitstrevende vader kocht in 1960 de eerste maaidorser, een Bolinder Munktell”, vertelt Vaessen enthousiast, “Dat was echter niet de eerste maaidorser. Officieel was dat de Allis Chalmers, die uit Amerika kwam. Mijn vader was slim en had in het koopcontract laten zetten ‘op goede werking’. Deze machines konden echter geen stro dorsen. In Amerika kon je destijds door een perceel lopen zonder de graanstengels plat te trappen. Hier in Nederland stond op een perceel wel 4,5 ton stro. De Amerikaanse maaidorser kon dit niet aan en ging vervolgens weer retour naar de verkopende partij. De Bolinder Munktell, die was van een Zweedse makerij en later Volvo, dorstte uitstekend. In die periode verbouwden akkerbouwers verschillende graansoorten zoals gerst, haver, rogge en tarwe. Graan dorsen was in die periode lucratief omdat de dorsperiode lang doorliep. De situatie is nu anders en geld verdienen met maaidorsers moeilijk. We hebben vijf maaidorsers, de smalste is 5,20 en de breedste 9,20 meter. De oogstperiode is te kort, de machines hebben een enorme capaciteit, maar kosten een vermogen. In een paar dagen tijd kun je het nooit terug verdienen.”
Het ontsmetten van de aardappelen gebeurt vloeibaar. Als eerste wordt het middel op de aardappelen gespoten en als tweede mag het niet op de aardappel in de grond gespoten.
Suikerbieten kwamen op, maar verdwenen ook weer snel
“Steeds meer akkerbouwers gingen begin jaren zeventig bieten verbouwen. Deze moesten ook worden gerooid en dat gebeurde in de beginperiode met een eenrijige rooier van het merk Schmotzer. Omdat de capaciteit natuurlijk niet zo groot was, werkten wij met drie chauffeurs in wisseldiensten van ieder acht uren. Later investeerden wij in bietenrooiers van de Duitse fabrikant Franz Kleine en kwam er een zelfrijdende bietenrooier uit Frankrijk met bladberging. Toen ik in 1977 21 jaar werd, kwam ik in maatschap bij mijn vader in het bedrijf. Mijn broer trad toe in 1980 net nadat wij een zesrijige bietenrooier hadden aangeschaft. Samen met een getrokken lader, een kiepwagen en een vrachtwagen van Gilles, gingen wij aan de slag. Niet veel later investeerden wij in een tweefasen bietenrooier van WKM en hadden de grootste bietenrooier in Nederland met een capaciteit van 25 ton. Het ging allemaal geweldig en wij ontvingen flinke opdrachten. Maar midden jaren tachtig kwam de reorganisatie van het suiker. Gevolg was dat grote akkerbouwers, die geen opvolger hadden, stopten en de kleinere door gingen. Wij volgden deze ontwikkeling op de voet en ondernamen actie. Een viertal bietenrooiers werd verkocht en daarvoor in de plaats kwam een zesrijige Agrifac Hexa.”
Suikerbieten maakten plaats voor aardappelen
“Na deze periode besloten de boeren aardappelen te gaan verbouwen. Er kwam een ware explosie aan aanvragen bij ons binnen”, vertelt Vaessen, “Mijn vader Sjir werkte al met een drietal een rijers. Vervolgens kwam de eerste tweerijer de dam oprijden. Vanaf 1977 gingen wij richting Duitse klanten en moesten we met onze landbouwmachines de grens over. Daar kregen wij te maken met grenscontroles. Dat was nog een hele toestand. In de grensregio is de schaalgrootte van de akkerbouwbedrijven groter. In die periode waren er weinig loonbedrijven in de streek, die zich bezig hielden met de aardappelteelt. De eerste klant, die kwam informeren, had een areaal van 33 hectare. Vier jaar achter elkaar kochten wij nieuwe aardappelplanters. Toen de eerste fase plantmachine kwam, ben ik daar gelijk in gestapt. Nu hebben wij vier planters van AVR en vijf aardappelrooiers, (twee vierrijige op rupsen en drie getrokken aardappelrooiers). In totaal hebben wij tien jaar gereden met een Agrifac-aardappelrooier. Op het moment dat Grimme met een rooier kwam, die niet ging koppen maar vermoezen, besloten wij om er één aan te schaffen. Met behulp van rubberen klepels wordt het blad vermoest. Er komt geen mes meer aan te pas. Het nieuwe systeem van Grimme bracht meer bieten aan de bult. Klanten zagen dat en namen contact op. Het gevolg was dat er in het seizoen 2011-2012 een tweede machine bij moest komen. Op het gebied van aardappelteelt doen wij alles. Vanuit Duitsland worden de aardappelen vloeibaar ontsmet middels twee systemen. Als eerste spuiten wij een middel op de aardappelen om te ontsmetten en als tweede mogelijkheid mag het middel niet op de aardappel maar moet het in de grond worden gespoten. Dan wordt de grond ontsmet en dan komt de aardappel.”
Rijafstand van 45 centimeter hier populair
Loonbedrijf Vaessen heeft een tweetal achttien- en één twaalfrijige Kverneland Accord-zaaimachine. “Het bijzondere is dat de twaalfrijige op 45 centimeter rijafstand zaait, in Duitsland wil zeventig procent van de klanten dat. Onlangs belde ons nog een nieuwe klant en vroeg of wij zestien hectare bieten wilden zaaien. Wel op een zaaiafstand van 45 centimeter. De voordelen hiervan zijn dat de rijen eerder worden bedekt, de schaduwwerking van de plant eerder begint en de theoretische verdeling van de plant over het perceel beter is.
Vader Ton en zoon Gert Vaessen van het gelijknamige loonbedrijf uit Landgraaf.
Tekst en Foto’s: Annelies Bakker